Hoe vorm je, en wanneer gebruik je de pretérito perfecto in het Spaans?
De pretérito perfecto is een veelgebruikte tijd in het Spaans en wordt gebruikt om acties te beschrijven die in het verleden zijn begonnen, maar nog steeds invloed hebben op het heden of waarvan het resultaat nu nog merkbaar is. Om deze tijd te vormen, combineer je het hulpwerkwoord "haber" (in de tegenwoordige tijd) met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Voor regelmatige werkwoorden maak je dit voltooid deelwoord door de uitgang "-ar" te vervangen door "-ado" (bijvoorbeeld: hablar → hablado) en "-er" of "-ir" te vervangen door "-ido" (bijvoorbeeld: comer → comido, vivir → vivido). Onregelmatige werkwoorden hebben hun eigen vormen, zoals escrito (van escribir) of visto (van ver). Je gebruikt de pretérito perfecto vaak in zinnen met tijdsbepalingen zoals "hoy" (vandaag), "este año" (dit jaar) of "alguna vez" (ooit), om te benadrukken dat de actie relevant is voor het heden.
Technische Fiche - el pretérito perfecto





Lijst van de meest courante werkwoorden met onregelmatig voltooid deelwoord (met vertaling)
- Abrir – abierto (geopend)
- Cubrir – cubierto (bedekt)
- Decir – dicho (gezegd)
- Escribir – escrito (geschreven)
- Hacer – hecho (gedaan, gemaakt)
- Morir – muerto (gestorven)
- Poner – puesto (gezet, geplaatst)
- Resolver – resuelto (opgelost)
- Romper – roto (gebroken)
- Ver – visto (gezien)
- Volver – vuelto (teruggekeerd)
- Freír – frito (gebakken)
- Descubrir – descubierto (ontdekt)
- Devolver – devuelto (teruggegeven)
- Imprimir – impreso (gedrukt)
"YA" (al/reeds) en "TODAVÍA NO" (nog niet)

Conversación: Ya y Todavía No OP JACHT NAAR EEN KOT
María:
¿Ya has buscado un piso para compartir este año?
Heb je al een appartement gezocht om te delen dit jaar?
Luis:
No, todavía no. He estado muy ocupado con los exámenes.
Nee, nog niet. Ik ben erg druk geweest met de examens.
María:
¡Pues yo ya encontré uno súper bonito cerca de la universidad!
Nou (of iets Antwerpser, Alleï) , ik heb er al een heel mooie gevonden vlakbij de universiteit!
Luis:
¿De verdad? ¿Cuántos dormitorios tiene?
Echt waar? Hoeveel slaapkamers heeft het?
María:
Tiene tres, y la renta no es tan cara. ¿Por qué no lo buscas tú también?
Het heeft er drie, en de huur is niet zo duur. Waarom zoek jij niet hetzelfde?
Luis:
Quizás este fin de semana. Pero dime, ¿ya firmaste el contrato?
Misschien dit weekend. Maar vertel eens, heb je het contract al getekend?
María:
No, todavía no. Estoy esperando la respuesta de otra amiga que quiere mudarse conmigo.
Nee, nog niet. Ik wacht op het antwoord van een andere vriendin die met me wil verhuizen.
Luis:
¡Perfecto! Entonces me avisas si queda una habitación libre.
Perfect! Laat me weten als er nog een kamer vrij is.
Dit korte gesprek laat duidelijk het gebruik zien van ya (al/reeds) en todavía no (nog niet).
Maak jouw eigen website met JouwWeb